Maandelijks archief: december 2017

Jacoba Baijens (1855 – 1928) uit Kapelle

Jacoba Baijens is de oudste dochter van Martinus Baijens en Adriana Lepoeter. Ze wordt geboren op 31/8/1855 op Kapelle en vernoemd naar haar grootmoeder Jacoba Tramper. Ze groeit samen met haar familie op in het huis van haar grootouders langs moederskant. Haar grootvader Cornelis Lepoeter is schoenmaker op Kapelle.

De ouders van Jacoba zullen in totaal elf kinderen krijgen waarvan er vier sterven als baby. Ze groeit dus op in een groot gezin en is wellicht haar hele leven zelden een moment alleen. Want ook als ze zelf trouwt komen er weer veel kinderen en nog veel meer kleinkinderen.

Dat huwelijk vindt plaats op Kapelle op 15/11/1878 met instemming van alle betrokken ouders. Jacoba is dan 23 jaar en ruim vijf maanden zwanger. Tot aan haar huwelijk heeft ze gewerkt als dienstmeid. Als huwelijksgetuige heeft ze onder andere haar grootvader gevraagd. Haar bruidegom is vier jaar ouder en arbeider van beroep. Het is Jan van Overloop, een zoon van Franciscus van Overloop en Cornelia den Toonder en geboren op 25/2/1852 op Kattendijke.

Het koppel gaat aanvankelijk inwonen bij de ouders en grootouders van Jacoba op Kapelle waar de volgende kinderen worden geboren:

  • 11/3/1879: Franciscus, vernoemd naar zijn grootvader Franciscus van Overloop. Hij sterft als 3-jarige kleuter op 7/7/1882 op Kapelle.
  • 25/4/1880: Adriana, vernoemd naar haar grootmoeder Adriana Lepoeter. Ze trouwt op 8/5/1903 met Hubrecht Eversdijk en overlijdt op 76-jarige leeftijd op 11/9/1956 op Kapelle.
  • 2/9/1882: Cornelia, vernoemd naar haar grootmoeder Cornelia den Toonder. Ze trouwt op 16/9/1904 met Nicolaas Eversdijk en overlijdt op 75-jarige leeftijd op 26/10/1957 op Kapelle.
  • 22/4/1884: Martinus, vernoemd naar zijn grootvader Martinus Baijens. Hij trouwt op 24/4/1908 op Kapelle met Willemina Welleman en overlijdt op 81-jarige leeftijd op 25/4/1965 op Kapelle.
  • 30/3/1886: Frans, vernoemd naar zijn grootvader Franciscus van Overloop. Hij sterft op 15-jarige leeftijd op 21/7/1901 op Kapelle.
  • 2/1/1894: Cornelis, vernoemd naar zijn overgrootvader Cornelis Lepoeter. Hij sterft 15/4/1944 op Kapelle; hij is dan 50 jaar en van beroep weger.
  • 11/8/1895: Jacoba, vernoemd naar haar overgrootmoeder Jacoba Tramper. Ze trouwt op 12/11/1926 op Kapelle met Arnhout Klap. Ze overlijdt op 86-jarige leeftijd in januari 1982 op Rilland-Bath.
  • 19/2/1898: Jan, vernoemd naar zijn overgrootvader Jan den Toonder. Hij sterft als hij 6 weken oud is op 3/4/1898 op Kapelle.
  • 26/4/1899: Johanna, vernoemd naar haar overgrootmoeder Johanna Mol. Ze wordt 4 maanden oud en sterft op 11/9/1899 op Kapelle.

Jacoba Baijens wordt 72 jaar; ze sterft op Kapelle op 27/8/1928. Haar weduwnaar Jan van Overloop sterft twee jaar later op 77-jarige leeftijd op 4/2/1930 op Kapelle, hij is dan inmiddels opgeklommen van arbeider tot landbouwer.

 

Jacobus Baijens (1887 – 1859) uit Kapelle

Jacobus Baijens is het tweede kind van Cornelis Baijens en Pieternella Wagenaar. Zijn ouders vernoemen hem naar zijn grootvader Jacobus Wagenaar. Hij wordt geboren op 19/3/1887 op Kapelle. Doordat zijn oudere broertje als baby sterft, wordt Jacobus de oudste zoon. Hij krijgt nog twee jongere broers en een zusje.

Jacobus komt uit een geslacht van schoenmakers. Zijn vader Cornelis Baijens heeft de zaak overgenomen van zijn eigen grootvader Cornelis Lepoeter, en ook Jacobus wordt schoenmaker.

Op 27/3/1913 trouwt hij op Schoondijke met Magdalena Johanna den Hamer. Ze is op 10/10/1884 op Groede geboren als dochter van Jacob den Hamer, van beroep mandenmaker, en van Maria Francina Cornelis. Ik vond van haar deze foto, genomen bij een Middelburgse fotograaf. Magdalena laat zich vanaf 11/3/1907 inschrijven in het bevolkingsregister van Middelburg en wellicht dateert de foto uit deze tijd. Wanneer ze trouwt, woont ze opnieuw bij haar ouders in Schoondijke.

NL-MdbZA_992-LUT_1841

Na hun huwelijk gaan Jacobus en Magdalena op Kapelle wonen waar de volgende kinderen worden geboren:

  • 8/12/1916: de tweeling Jacob en Cornelis, vernoemd naar hun respectievelijke grootvaders Cornelis Baijens en Jacob den Hamer.
  • 23/3/1920: Martinus, vernoemd naar zijn overgrootvader Martinus Baijens.
  • 26/6/1923: Maria Pieternella, vernoemd naar haar beide grootmoeders Maria Francina Cornelis en Pieternella Wagenaar.
  • 14/4/1925: Johannes, vernoemd naar zijn overgrootvader Jannis den Hamer.

Jacobus Baijens sterft in Goes op 26/2/1959, hij is dan 71 jaar. Zijn weduwe Magdalena Johanna den Hamer sterft 16/6/1974 in Vlissingen. Ze is dan 89 jaar.

Martinus Baijens (1891 – 1943) uit ’s Gravenhage.

Martinus Baijens wordt geboren op 13/12/1891 op Kapelle als zoon van Cornelis Baijens en Pieternella Wagenaar. Zijn ouders vernoemen hem naar zijn grootvader Martinus Baijens. Zijn vader is schoenmaker, zijn moeder de dochter van een melkveehouder. Hij groeit op met twee broers en een zuster.

Martinus wordt militair. Op zijn 21ste, wanneer hij huwelijksgetuige is bij het huwelijk van zijn oudere broer Jacobus op Schoondijke, is hij sergeant bij de infanterie en gelegerd in Breda. Vier jaar later is hij 2e luitenant. Martinus is dan 25 jaar. Hij weet dat hij uitgezonden zal worden als militair naar Indonesië.

Voordat hij vertrekt, wil hij eerst nog trouwen. Dat gebeurt op 21/11/1917 in Kampen. Zijn bruid is Henriëtte Duursma. Ze is geboren op 17/5/1896 in Kampen als dochter van Kornelis Pieter Duursma, van beroep winkelier, en Maartje Kat. Vermoedelijk kennen ze elkaar dan al ruim een jaar. Vanaf 1916 volgt Martinus namelijk in Kampen een opleiding tot onder-officier voor Oost-Indië.

Na hun huwelijk komt het moment om (misschien definitief) afscheid te nemen van de ouders, want de kans bestaat dat ze elkaar nooit meer zullen zien. Martinus en zijn bruid vertrekken namelijk voor onbepaalde tijd naar Magelang op midden Java, Indonesië. Daar worden de volgende kinderen geboren:

  • 24/7/1919: Nelly Marie, vernoemd naar haar grootmoeders Pieternella Wagenaar en Maartje Kat. Ze trouwt met Ruurd Cornelis Van Rees Vellinga.
  • 13/3/1921: Cornelis Pieter, vernoemd naar zijn grootvaders Cornelis Baijens en Kornelis Pieter Duursma.

Vervolgens verhuist het gezin naar Bandoeng en op 7/9/1923 keren ze terug in Nederland waar ze in ’s Gravenhage gaan wonen. Helaas is de moeder van Martinus dan al overleden maar zijn vader leeft nog. Daarna woont het gezin enkele jaren afwisselend in Wageningen, ’s Gravenhage en Kampen. Martinus is dan intussen 1e luitenant en vanaf 11/7/1928 krijgt hij de rang van kapitein.

En dan nemen ze opnieuw (definitief) afscheid van de familie en vertrekken ze weer naar Magelang op midden Java, Indonesië. Wanneer ze op 25/4/1933 terugkeren in Nederland is de vader van Martinus overleden. Het gezin gaat opnieuw in ’s Gravenhage wonen, tot ze op 21/9/1935 vertrekken naar Batavia, Noord Java, Indonesië.

Vanaf 1936 valt hij onder het hoofdkantoor op Bandoeng. In 1940 maakt Martinus deel uit van het Departement van Oorlog, nog altijd in Bandoeng. Hij valt er onder het ‘hoofdkantoor der Intendance’ en heeft intussen sinds september 1939 de rang van majoor.

In 1940 breekt de Tweede Wereldoorlog uit. De historicus Eric van der Most schrijft op de website van de Oorlogsgravenstichting wat er vervolgens met Martinus Baijens gebeurt:

”In april 1942 wordt hij als officier opgeroepen om zich op 15 mei 1942 voor een controle te melden in de kazerne te Breda. Hier wordt hij echter krijgsgevangene gemaakt en direct afgevoerd naar Oflag XIII-b/z Neurenberg-Langwasser. Hij krijgt hier het krijgsgevangenenummer 31029 (Nationaal Archief collectie krijgsgevangenen 2.13.98 inv. 49).

Op 7 juli 1942 wordt hij vanwege gezondheidsredenen in een transport van totaal 185 zieke en oudere officieren, teruggebracht naar Amersfoort (Nationaal Archief, collectie krijgsgevangenen 2.13.98 inv. 49 en 2.13.98 inv. 86 kamerlijsten).

Na hersteld te zijn wordt hij op 19 juni 1943 vanaf Amersfoort opnieuw in krijgsgevangenschap gevoerd, ditmaal met bestemming het Stalag 371 Stanislau. Hij zou Stanislau echter niet bereiken.

In het medische verslag dat officier van gezondheid 2e klasse J.E. Brouwer (kgf 31937/32229) opstelt op 2 augustus 1942 (Nationaal Archief collectie krijgsgevangenen 2.13.98 inv. 176) valt het volgende (vertaald uit het Duits) te lezen:

Op 19 juni 1943 reisden uit Amersfoort naar M.-Sammlager 371 te Stanislau af: de officier van gezondheid J.E. Brouwer, J.P. van Nieuwenhuize en sergeant ziekenverpleger C.M. Sturm, met 70 “Lagerfähig erklärte” gezond verklaarde officieren. In Maagdenburg bleek dat drie officieren ontvlucht waren. Tijdens het oponthoud in Mainsdorff (bedoeld is Meinsdorf bij Rosslau) op 20 juni 1943 werd om 21.00 uur de gelegenheid geboden om water te halen. De majoor verpleger van de KNIL, M. Baijens (kgf. 31029) was zo onvoorzichtig om tussen rangerende goederenwagons door te willen lopen, waarbij hij tussen de buffers gedrukt werd en ter plaatse overleed. De stationscommandant heb ik verzocht het hoofdbureau van het Nederlandse Rode Kruis hiervan telefonisch in kennis te stellen en gevraagd of het slachtoffer ter plaatse begraven kon worden, of dat de stoffelijke resten naar Nederland getransporteerd kunnen worden.

Het stoffelijk overschot van Martinus Baijens werd aanvankelijk begraven op de begraafplaats van Rosslau, graf 3.4.12i (archief Arolsen, scan 70966820). Het graf werd later overgebracht naar het Nationaal Ereveld in Loenen, E-219. ” (Bron: E. van der Most “Besondere Krankheitsgeschichten und Ärztliches Geheimnis”. eigen beheer Gouda 2020.)

Zoon Cornelis Pieter is op dat moment al overleden, maar het is onduidelijk of zijn vader hiervan op de hoogte is geweest. Het leven van Cornelis Pieter eindigt een week voor zijn 22ste verjaardag in de Indische Oceaan, wanneer op 7/3/1942 het marinefregat Poelau Bras tot zinken wordt gebracht door Japanse bommenwerpers.

Henriette Duursma gaat na de oorlog eerst in Den Haag wonen, en later verhuist ze naar haar geboorteplaats Kampen. Daar wordt ze zondagsschool juffrouw in de doopsgezinde kerk.  Ze woont dan in de Louise de Colignysingel.

De foto’s hieronder zijn uit de privé collectie van J.A. Brands die goede herinneringen heeft aan Henriëtte Duursma. Op de linker foto zit ze in het midden.

henriëtte Duursma

Cornelis Baijens (1854 – 1929) uit Kapelle

Cornelis Baijens is de oudste zoon van Martinus Baijens en Adriana Lepoeter. Hij wordt geboren op Kapelle op 3/7/1854. Zijn ouders vernoemen hem naar zijn grootvader Cornelis Lepoeter, een schoenmaker, in wiens huis hij opgroeit. Na Cornelis volgen nog tien broers en zusters, van wie er vier sterven als baby.

Tot groot genoegen van zijn grootvader wordt Cornelis ook schoenmaker. En als hij 30 jaar is, wordt het tijd om te gaan trouwen en een gezin te stichten. Cornelis heeft zijn oog laten vallen op Pieternella Wagenaar, een 28-jarige boerendochter. Ze is geboren op 8/4/1857 op Kloetinge als dochter van Jacobus Wagenaar en Johanna Allewijn.

Hun huwelijk wordt voltrokken op 8/5/1885 op Kloetinge. De vader van Pieternella is dan al achttien jaar eerder overleden en sindsdien heeft Pieternella samen met de rest van het gezin moeten meehelpen om de melkveehouderij van haar familie draaiende te houden.

Cornelis en zijn bruid vestigen zich op Kapelle waar op een bepaald moment ook (schoon)moeder Johanna Allewijn komt inwonen tot ze op 20/4/1891 sterft. Cornelis en Pieternella krijgen de volgende kinderen, die allemaal worden geboren op Kapelle:

  • 8/2/1886: Martinus, vernoemd naar zijn grootvader Martinus Baijens. De kleine Martinus sterft als hij 1 maand oud is (13/3/1886).
  • 19/3/1887: Jacobus, vernoemd naar zijn grootvader Jacobus Wagenaar. Hij wordt schoenmaker en trouwt 27/3/1913 op Schoondijke met Magdalena Johanna den Hamer. Hij overlijdt 26/2/1959 op 71-jarige leeftijd in Goes.
  • 25/5/1890/ Adriana, vernoemd naar haar grootmoeder Adriana Lepoeter. Ze trouwt 27/8/1920 op Kapelle met Cornelis Hage, een schoenmaker van Yerseke. Ze overlijdt op 11/12/1967 in Draaibrug (bij Sluis) op 77-jarige leeftijd.
  • 13/12/1891: Martinus, vernoemd naar zijn grootvader Martinus Baijens. Hij wordt militair en trouwt als tweede luitenant op 21/11/1917 in Kampen met Henriette Duursma. Hij overlijdt op 51-jarige leeftijd in gevangenschap in Duitsland op 20/6/1943.
  • 5/11/1896: Johannes, vernoemd naar zijn grootmoeder Johanna Allewijn. Hij trouwt 13/5/1927 op Kapelle met Goziena Pikkaart en overlijdt op 79-jarige leeftijd in Goes (31/1/1976).

Op 22/4/1922 sterft Pieternella Wagenaar op Kapelle, juist een paar weken na haar 65ste verjaardag. Zeven jaar later, op 24/3/1929, sterft ook Cornelis Baijens op 74-jarige leeftijd op Kapelle. Hij werkt dan nog altijd als schoenmaker. Zijn zonen Jacobus en Johannes doen samen aangifte van zijn lijk.

Sara Baijens (1888 – 1973) uit Kortgene

Sara Baijens is de oudste dochter van Guiljam Baijens en Anna van Strien. Ze wordt geboren op 15/7/1888 op Oud-Sabbinge, gemeente Wolphaartsdijk. Haar ouders vernoemen haar naar haar grootmoeder Sara Slink. Ze groeit op met een jonger zusje en twee oudere halfbroers uit het eerste huwelijk van haar moeder.

Als ze 21 is, raakt Sara zwanger van een dorpsgenoot. Op 26/5/1910 trouwt ze op het gemeentehuis van Wolphaartsdijk met de vader van haar kind, Marinus Cornelis de Jonge, een schippersknecht. Hij is geboren op 8/10/1888 op Wolphaartsdijk als zoon van Pieter de Jonge en Pieternella Kole. Haar twee halfbroers Pieter en Maarten zijn haar huwelijksgetuigen.

Sara en Marinus gaan op Kortgene wonen waar de volgende kinderen worden geboren:

  • 3/10/1910: een doodgeboren dochtertje
  • 23/11/1911: Pieter Guiljam, vernoemd naar zijn beide grootvaders Pieter de Jonge en Guiljam Baijens. Hij wordt schipper en trouwt op 24/3/1938 op Kortgene met Pieternella Salomé. Hij sterft zes jaar later op 1/5/1943 in Bergen (NH). Hij is dan 31 jaar.
  • 23/5/1915: Anna Pieternella, vernoemd naar haar beide grootmoeders Anna van Strien en Pieternella Kole.
  • één of meerdere kinderen waarvan de gegevens om privacy redenen nog niet zijn vrijgegeven.

Sara Baijens sterft 31/12/1973 op Kortgene, ze is dan 85 jaar. Zes jaar later (12/12/1979) sterft Marinus Cornelis de Jonge op 91-jarige leeftijd, eveneens op Kortgene.

Guiljam Baijens (1851 – 1919) uit Wolphaartsdijk

Guiljam Baijens is de zesde zoon van Maarten Baijens en Sara Slink. Hij wordt geboren op 11/8/1851 op Wolphaartsdijk en zijn ouders vernoemen hem naar zijn grootvader Guiljam Slink. Van de dertien kinderen die zijn ouders op de wereld zetten, worden er uiteindelijk maar vier volwassen. De vijf broertjes die nog na Guiljam worden geboren, sterven allemaal als baby. Zodoende wordt hijzelf uiteindelijk de jongste zoon.

Guiljam gaat als boerenknecht werken op diverse boerderijen op Zuid-Beveland. Zo werkt hij een tijdje bij een boer op Rilland en bij een boer op Kattendijke. En soms woont hij ook even thuis bij zijn ouders tot hij een andere werkgever heeft gevonden. Intussen sterft zijn moeder als hij 28 is, en zes jaar later sterft ook zijn vader. Nog eens een jaar later, op 20/5/1887, stapt Guiljam naar het gemeentehuis van Wolphaartsdijk om te trouwen.

Hij is dan 35 en zijn bruid is 34. Haar naam is Anna van Strien. Ze is net als Guiljam geboren op Wolphaartsdijk (op 29/12/1852) als dochter van Maarten van Strien en Stoffelina Elizabeth Rooze. Voor Anna is dit haar tweede huwelijk. Uit haar eerste huwelijk met Abraham van Weele brengt ze twee kinderen mee: de 8-jarige Pieter en de bijna 6-jarige Maarten.

De twee zonen van Anna krijgen er nog twee halfzusjes bij, die worden geboren op Oud-Sabbinge:

  • 15/7/1888: Sara, vernoemd naar haar grootmoeder Sara Slink. Ze trouwt 26/5/1910 op Wolphaartsdijk met Marinus Cornelis de Jonge.
  • 9/10/1889: een levenloos geboren jongetje.
  • 20/9/1891: Stoffelina Elizabeth, vernoemd naar haar grootmoeder Stoffelina Elizabeth Rooze. Ze trouwt op 27/5/1920 op Wolphaartsdijk met Jacobus van Loo.

Guiljam Baijens sterft 13/12/1919 op Wolphaartsdijk. Hij werd 68 jaar. Anna van Strien sterft 3/4/1942 op 89-jarige leeftijd, eveneens op Wolphaartsdijk. Haar dan 63-jarige zoon Pieter van Weele doet aangifte van haar overlijden op het gemeentehuis.

Jannetje Baijens (1890 – 1918) uit Wolphaartsdijk

Jannetje Baijens is de jongste dochter van Jacobus Baijens en Jannetje Verburg. Ze wordt geboren op 1/9/1890 op Wolphaartsdijk. Als ze 7 jaar is, sterft haar moeder. Jannetje wordt dan een tijdje verzorgd door haar twee (veel) oudere zusters en door haar vader. Als ze 12 jaar is, verlaten haar zusters het ouderlijk huis en staat Jannetje alleen in voor het huishouden van haarzelf en haar vader.

Als ze achttien jaar is, begint Jannetje aan haar carrière als dienstbode. Op 11/11/1908 gaat ze werken in Middelburg. In het najaar van 1913 verhuist ze naar Vlissingen waar haar oudste zus Sara op dat moment werkt bij de familie Demarest. Zodra Jannetje een beetje is gesetteld, verhuist zus Sara naar Amsterdam. Jannetje zal op haar beurt in het najaar van 1914 verhuizen naar Naarden.

Op 23/9/1915 keert Jannetje weer terug naar Vlissingen waar ze dienstbode wordt bij de familie Luitwieler. Kort daarop raakt ze zwanger van een matroos-kok bij de marine. Ze trouwen vijf maanden later op 16/2/1916 in Vlissingen. De bruidegom is Wilhelmus Jacobus Uijterwijk. Hij is geboren op 30/4/1891 in ’s Gravenhage als zoon van Elias Johannes Gerardus Uijterwijk en Wilhelmina Jacoba Hazebroek.

Jannetje gaat na haar huwelijk samen met haar vader Jacobus Baijens in Vlissingen wonen in afwachting van de komst van haar eerste kindje. Op 18/6/1916 wordt haar zoon Elias Johannes Gerardus geboren, vernoemd naar zijn grootvader Elias Johannes Gerardus Uijterwijk, een meubelmaker.

De vader van het kindje, Wilhelmus Jacobus Uijterwijk, werkt dan nog in Den Helder op zijn schip. Pas op 12/10/1916 laat hij zich inschrijven bij zijn gezin in Vlissingen. Zijn zoontje is dan al vier maanden. Maar hij blijft niet lang want op 29/3/1918 verhuist hij vanuit Hellevoetsluis naar Amsterdam.

En terwijl haar man ver weg is, sterft Jannetje in Vlissingen op 7/12/1918. Ze is dan 28 jaar. Een paar weken later verhuist haar vader Jacobus Baijens naar Middelburg waar hij vier jaar later zal overlijden. En de kleine Elias komt terecht in het Rooms-Katholieke weeshuis van Vlissingen.

Daar blijft hij ruim zeven jaar, tot zijn vader hem op 1/6/1926 voor een paar maanden naar Den Helder laat komen. Elias is dan 10 jaar en hij mag inwonen bij de familie Van Ekeren. Acht maanden later, op 4/2/1927, verhuist Elias voor een jaar naar Amsterdam.

Van daar uit gaat hij naar het Sint Vincentiusgesticht in Harrevelt (bij Lichtenvoorde), een opvoedingsgesticht voor verwaarloosde jeugd. Zijn vader werkt intussen aan de andere kant van de wereld in Soerabaja in Indonesië.

Elias wordt machine bankwerker en in het voorjaar van 1935, als hij 18 jaar is, gaat hij naar Den Helder om zich te laten inschrijven als dienstplichtig militair. Het is zijn ambitie om net als zijn vader militair te worden. Op 3/4/1935 krijgt hij de uitslag te horen van de dienstplicht keuring: hij wordt definitief afgekeurd omwille van zijn ogen.

Van zowel Elias als zijn vader heb ik tot nu toe geen overlijden kunnen vinden.

Adriaantje Baijens (1881 – 1906) uit Wolphaartsdijk

Adriaantje Baijens is een dochter van Jacobus Baijens en Jannetje Nieuwenhuize. Ze wordt geboren op 22/4/1881 op Wolphaartsdijk en haar ouders vernoemen haar naar haar grootmoeder Adriaantje Pekaar.

Twee dagen na haar zeventiende verjaardag, sterft haar moeder. Wat betekent dat Adriaantje en haar oudste zuster Sara de huishoudelijke taken op zich moeten nemen omdat hun jongste zusje Jannetje – dan nog geen acht jaar oud – daar nog te jong voor is.

Ruim vier jaar na de dood van haar moeder, op 16/8/1902, vertrekt ze alsnog naar Den Helder om als dienstbode te gaan werken. Haar oudste zuster Sara is al een jaar eerder naar Den Helder verhuisd om daar te gaan dienen.

In Den Helder wordt Adriaantje verliefd op David Pieters, die dan al ruim vier jaar werkt als stoker bij de marine. Adriaantje wordt zwanger en bijna exact een jaar na haar aankomst in Den Helder, op 13/8/1903, verhuist ze naar Amsterdam om te kunnen bevallen. Volgens het bevolkingsregister van den Helder zal ze in Amsterdam aan de Nieuwe Markt gaan wonen bij D. Pieters.

Amper een maand later (8/9/1903) bevalt ze in Amsterdam van een dochtertje Catharina Clasina Jacoba, vernoemd naar de moeder van David (Catharina Clasina Jacoba Drulman) die ook in Amsterdam woont. Mogelijk is Adriaantje bij haar schoonfamilie bevallen. Na vijf maanden, op 13/2/1904, sterft de baby in Amsterdam.

Twee jaar na de geboorte van haar dochtertje, op 12/9/1905, keert Adriaantje terug naar Wolphaartsdijk waar ze op 28/9/1905 trouwt David Pieters. Hij is geboren op 7/8/1880 in Amsterdam als zoon van David Pieters en Catharina Clasina Jacoba Drulman. Door zijn werk op een schip van de marine kan hij geen normaal gezinsleven hebben.

Een maand na haar huwelijk, op 27/10/1905, vertrekt Adriaantje naar Den Helder waar ze zich alleen laat inschrijven als Adriaantje Pieters-Baijens. Ze blijkt opnieuw zwanger en op 13/6/1906 verhuist ze naar Rotterdam. Daar wordt op 26/7/1906 haar zoon David Jacobus geboren. Hij wordt vernoemd naar zijn beide grootvaders David Pieters en Jacobus Baijens.

Adriaantje zal net geen vier maanden voor hem kunnen zorgen. Ze sterft op 21/11/1906 in Rotterdam. Ze is dan 25 jaar.

Vijf dagen na de dood van zijn mama verhuist de kleine David Jacobus naar Amsterdam waar hij bij zijn opa en oma op de Zeedijk gaat wonen tot zijn vader een nieuwe stiefmoeder heeft gevonden. Op 19/6/1907 mag hij weer naar zijn vader in Rotterdam. Maar die zal pas opnieuw trouwen op 1/4/1908 in Rotterdam.

De stiefmoeder van David Jacobus is de dan 21-jarige Wilhelmina Leurs, geboren in Kralingen op 13/8/1886 als dochter van Rudolf Leurs en Cornelia Rikkengaa. Ze is naaister van beroep. In de daaropvolgende twaalf jaar zullen moeder en stiefzoon vaak verhuizen en niet erg veel samen zijn met hun respectievelijke echtgenoot en vader. Want die moet dienen op zijn schip.

Van 19/11/1909 tot 12/3/1910 wonen de kleine David Jacobus en zijn stiefmoeder in Amsterdam. Daarna verhuizen ze naar Den Helder waar ze vaker samen kunnen zijn met David senior. Vervolgens wonen ze een tijdje bij de ouders van Willemina en daarna verhuizen ze op 4/11/1914 weer naar Amsterdam.

Ook van augustus 1916 tot 2/6/1917 wonen David Jacobus en zijn stiefmoeder een tijdje in Den Helder. Vanaf 29/9/1917 verhuizen ze samen naar Vlissingen, waar ook David senior intussen zijn thuisbasis heeft. En al die tijd komen er geen halfbroers of zusjes. Op 28/6/1920, als David Jacobus 14 jaar is, verhuist hij in zijn eentje naar Rotterdam waar hij een opleiding volgt op een schip.

Twee weken later (5/7/1920) wordt in Vlissingen de echtscheiding uitgesproken tussen David Pieters en Wilhelmina Leurs. Anderhalve maand later hertrouwt David Pieters in Vlissingen met de 17 jaar jongere Maria Christina Jacoba Witte. Ze is de jonge weduwe van een collega van David Pieters. Een jaar later (15/7/1921) wordt in Vlissingen ook hun zoontje Johannes geboren, vernoemd naar zijn grootvader Johannes Witte.

Anderhalf jaar na de scheiding trouwt ook Wilhelmina Leurs opnieuw. Haar bruidegom is de 32-jarige Pieter van der Burg die net als Wilhelmina geboren is in Kralingen. Wilhelmina zelf is dan inmiddels 35 jaar. Hun huwelijk wordt voltrokken op 21/12/1921 in Rotterdam. Een paar jaar na hun huwelijk komt er een 14-jarig neefje van Wilhelmina inwonen.

Voor zover ik kan nagaan blijft ook het tweede huwelijk van Wilhelmina Leurs kinderloos. Op 21/12/1934, exact dertien jaar na haar huwelijk, verhuist ze naar de psychiatrische instelling Maasoord in Portugaal. Daar sterft ze ruim een jaar later op 15/4/1936. Willemina Leurs werd 49 jaar.

David Jacobus Pieters, de zoon van Adriaantje Baijens en David Pieters, vertrekt 6/8/1928 als bemanningslid met een schip naar Tjimaki in Noord-Oost Indië. Op 24/9/1928 deserteert hij in Batavia en op 14/8/1930 wordt hij ambtshalve uitgeschreven uit de bevolkingsregisters van Rotterdam. Ik heb geen idee wat er verder van hem is geworden.

 

Sara Adriaantje Baijens (1879 – na 1954) uit Vlissingen

Sara Adriaantje Baijens is de oudste dochter van Jacobus Baijens en Jannetje Nieuwenhuize. Ze wordt geboren op 25/5/1979 op Wolphaartsdijk en vernoemd naar haar beide grootmoeders Sara Slink en Adriaantje Pekaar. Na haar komen nog acht kinderen waarvan ongeveer de helft sterft als baby.

Als Sara bijna 19 jaar is, sterft ook haar moeder. Haar jongste zusje Jannetje is dan nog net te jong om op eigen benen te kunnen staan. Sara neemt dus de taken van haar moeder over tot ze anderhalf jaar later (11/12/1899) een betrekking vindt als dienstbode in de Verwerijstraat in Middelburg.

Een half jaar later (13/6/1901) gaat Sara dienen in Den Helder. Daar leert ze hoogstwaarschijnlijk Pieter de Snoo kennen, die vanaf de zomer van 1906 als smid komt werken in Den Helder. Wanneer Sara op 31/12/1909 een nieuwe betrekking als dienstbode in Amsterdam vindt, verhuist Pieter de Snoo een week later (8/1/1910) eveneens naar Amsterdam.

Op 11/10/1910 verhuist Pieter de Snoo naar Vlissingen; hij vindt er werk als smid. Ruim twee weken later (22/12/1910) laat ook Sara zich in Vlissingen inschrijven, waar ze werk vindt als dienstbode bij de familie Demarest. Na een half jaar samen in Vlissingen, keert Pieter op 15/6/1911 weer terug naar Amsterdam.

Sara keert pas terug naar Amsterdam op 2/12/1913. Intussen is haar jongste zus Jannetje een maand eerder bij de familie Demarest als dienstbode komen werken. Jannetje zal een jaar later vertrekken naar Naarden.

Sara laat zich 12/6/1915 uitschrijven in Amsterdam, naar eigen zeggen verhuist ze naar Middelburg. Maar daar laat ze zich pas vier maanden later (11/10/1915) officieel inschrijven. “Toevallig” laat Pieter de Snoo zich ook op 12/6/1915 uitschrijven in Amsterdam. Hij gaat exact de andere kant op dan Sara, namelijk naar Den Helder.

Anderhalf jaar later komt ook Sara in Den Helder wonen (op 6/1/1917) waar ze een betrekking aanvaardt als dienstbode in de Binnenhaven. Ruim vier maanden later, op 19/4/1917, verhuist ze naar Vlissingen. Op het gemeentehuis in Den Helder heeft Sara gezegd dat ze in Vlissingen gaat inwonen bij haar jongste zus Jannetje en haar zwager, die op dat moment wonen in de Kanaalstraat 130.

Maar een paar weken later, op 7/5/1917, trekt ze in bij Pieter de Snoo. Hij is een paar weken eerder dan Sara vertrokken uit Den Helder en heeft in Vlissingen alvast een huis gehuurd. En werk gevonden als bankwerkersbaas bij de grote scheepswerf De Schelde.

Pieter de Snoo is geboren op 24/7/1882 in Ridderkerk als zoon van Arie de Snoo en Maria Overgaauw. Hij en Sara zullen ruim twee jaar ongehuwd samenwonen. En dan, op 12/6/1919, trouwen ze op het stadhuis van Vlissingen. Sara is dan 40, haar bruidegom is 36. Voor zover ik kan nagaan is hun huwelijk kinderloos gebleven.

Later wonen ze in Vlissingen samen met Marie de Snoo, geboren 23/6/1911 te Rotterdam en met Anna Gijsberta Wieberdink, geboren 6/7/1909 te Rotterdam. Wellicht zijn het nichtjes van Pieter. Vermoedelijk komen er op een bepaald moment ook twee (ongehuwde) zussen van Pieter inwonen bij Sara en Pieter.

Pieter de Snoo sterft op 7/1/1955 op Koudekerke, hij is dan 72 jaar. Van Sara Adriaantje kan ik vooralsnog geen overlijden vinden.

 

Jacobus Baijens (1847 – 1922) uit Wolphaartsdijk

Jacobus Baijens is een zoon van Maarten Baijens en Sara Slink. Hij wordt geboren op 4/12/1847 op Heinkenszand. Voor zijn ouders is het hun derde kind, maar één broertje is inmiddels al gestorven. Jacobus wordt vernoemd naar zijn overgrootvader Jacobus Westplate.

Zijn ouders krijgen in totaal 13 kinderen waarvan er 9 sterven als baby. Zodoende groeit Jacobus op met twee broers en één zusje. Net als zijn vader en de rest van zijn familie wordt hij veldarbeider. Hij groeit op op Oud-Sabbinge (Wolphaartsdijk).

Als hij 31 is, “moet” hij trouwen met de eveneens 31-jarige Jannetje Nieuwenhuize die werkt als dienstmeid op Wolphaartsdijk. Ze is geboren op 30/4/1847 op Yerseke als dochter van Francois Nieuwenhuize en Adriaantje Pekaar. Hun huwelijk vindt plaats op het gemeentehuis van Wolphaartsdijk op 30/1/1879.

Jannetje heeft op 14/5/1875 op Yerseke al eens bij haar ouders thuis het leven geschonken aan een zoon Francois. Het kindje zonder officiële vader is na 14 dagen gestorven.

Jacobus en Jannetje vestigen zich op Wolphaartsdijk waar de volgende kinderen worden geboren:

  • 25/5/1879: Sara Adriaantje, vernoemd naar haar twee grootmoeders Sara Slink en Adriaantje Pekaar. Ze trouwt op 12/6/1919 in Vlissingen met Pieter de Snoo.
  • 22/4/1881: Adriaantje, vernoemd naar haar grootmoeder Adriaantje Pekaar. Ze trouwt op 28/9/1905 op Wolphaartsdijk met David Pieters.
  • 14/8/1882: Maarten, vernoemd naar zijn grootvader Maarten Baijens.
  • 20/6/1883: Francois, vernoemd naar zijn grootvader Francois Nieuwenhuize.
  • 20/7/1884: Anna. De wellicht te vroeg geboren baby sterft 2 dagen na haar geboorte op 22/7/1884.
  • 1/1/1886: Anna. Ze wordt 10 maanden oud en sterft 22/11/1886.
  • 25/3/1887: Jacobus. Hij wordt 9 jaar en sterft 10/12/1896.
  • 10/7/1888: een levenloos geboren jongetje.
  • 1/9/1890: Jannetje. Ze trouwt op 16/2/1916 in Vlissingen met Wilhelmus Jacobs Uiterwijck.

Op 24/4/1898 overlijdt de moeder van het gezin, Jannetje Nieuwenhuize. Ze is dan 50 jaar. Jacobus blijft achter met vijf kinderen waarvan de vier oudsten in principe op eigen benen kunnen staan. Het jongste kind, de 7-jarige Jannetje, wordt wellicht door haar vader en haar oudere zusters opgevoed. Want Jacobus zal niet hertrouwen.

Zestien jaar later, van 3/6/1914 tot 5/6/1915 komt er wel een huishoudster inwonen. Haar naam is Maria Prins, ze is afkomstig van Kruiningen en een jaar jonger dan haar werkgever.  Nog weer een jaar later verlaat Jacobus definitief Wolphaartsdijk. Hij gaat inwonen bij zijn zwangere dochter Jannetje die in Vlissingen woont.

Dochter Jannetje is getrouwd met een matroos-kok bij de marine die zelden thuis is. Maar amper twee jaar later sterft Jannetje en moet Jacobus binnen de kortste keren op zoek naar een ander onderkomen.

Drie weken na de dood van zijn dochter verhuist hij (op 27/12/1918) naar Middelburg. Ik vermoed dat hij mag komen wonen bij één van zijn nichtjes – de weeskinderen van zijn zeer jong overleden broer Pieter, van wie Jacobus altijd de voogd is geweest. Daar sterft hij op 74-jarige leeftijd op 9/8/1922.

Tijdens zijn leven heeft Jacobus drie kinderen moeten begraven die als baby stierven. Eén zoontje sterft op 9-jarige leeftijd, twee volwassen dochters overlijden kort na de geboorte van hun eerste kindje. Eén volwassen zoon overlijdt in Indonesië. Als Jacobus sterft leven vermoedelijk alleen nog zijn oudste dochter Sara Adriaantje en zijn oudste zoon Maarten. Maar van die laatste ben ik het niet zeker.

Zoon Francois Baijens vertrekt 18/1/1902 naar Haarlem, hij is dan 19 jaar. Het enige wat ik verder nog van hem kan vinden is zijn overlijden op 27/2/1915 in Soerakarta, Indonesië. Francois is 31 jaar als hij sterft. Het is dus mogelijk dat hij op dat moment een gezin heeft. Maar daar heb ik geen gegevens over.

Zoon Maarten Baijens vertrekt 11/9/1906 naar Kattendijke om daar als boerenknecht te gaan werken. Van 29/18/1909 tot 2/2/1910 woont hij heel even bij zijn vader op Wolphaartsdijk. Dan vertrekt hij naar Heinkenszand, wellicht omdat hij er werk heeft gevonden. Verder heb ik van Maarten geen gegevens.