Metken Baijens (ong. 1600 – ong. 1660) uit Lithoijen.

Metken Baijens is een dochter van Hanrick Baijens en (vermoedelijk) van Harnske, dochter van Jan Adriaens. Ze wordt geboren op de hofstede van haar vader op “Lueth”, een gehucht of een locatie die tegenwoordig bekend staat als de Lutterse Velden bij Lithoijen. Ik heb eigenlijk geen idee wanneer Metken precies is geboren.

Metken groeit op samen met drie broers en twee zusters, plus eventueel nog een heleboel andere broertjes en zusjes die overleden als baby of als kind. Het is mogelijk dat haar vader meerdere keren was gehuwd en dat sommige van haar broers en zussen een andere moeder hadden.

Metken en haar familie behoren tot de elite van het dorp omdat ze veel land in bezit hebben. Haar (half)broers kunnen lezen en schrijven en worden Schepen van Lithoijen. Ze moeten zorg dragen voor de vrede binnen het dorp door koopovereenkomsten en testamenten vast te leggen in een boek, de zogenoemde Schepenbank.

Metken trouwt met Jan Janssen van Ortten alias Coolen. “van Ortten” is vermoedelijk een aanduiding van een plaatsnaam, namelijk de buurtschap Orthen bij ’s Hertogenbosch. De toevoeging van de plaatsnaam is wellicht nodig omdat er in deze periode meerdere personen in Lithoijen wonen die Jan Janssen heten.

Metken en Jan krijgen de volgende kinderen:

  • Jan, vernoemd naar zijn grootvader Jan N.N. Na de dood van zijn ouders noemt Jan zichzelf “Jan Janssen Coolen alias van Ortten”.
  • Jenneken. Ze trouwt met Peeter Reijnder Aert Janssen.
  • Hanrisken, mogelijk vernoemd naar haar grootmoeder Harnske Jan Adriaens. Hanrisken trouwt met Reijnder Jan Luijcassen van Alphen.
  • Meriken. Ze trouwt met Jan Thoniss.

Op 15/4/1660 zijn zowel Metken als Jan overleden en verdelen hun kinderen de erfenis. Merk op dat de dochters niet zelf erven. Het is hun echtgenoot die erft uit naam van de dochter. Als de dochter intussen is overleden, neemt de echtgenoot de erfenis aan voor de kleinkinderen.

Zoon Jan erft “eenen leegen hoffstadt lants metten boomgart ende bepootinge in Lithoijen ter plaetsschen genoempt opte Langweijen tusschen erffenisse Peeter Reijnen een condivident deses; Jan Thoniss; de schauwgraeff tusschen den blcok ende langweijen. Hieruit te betalen aende Leproossen binnen den Bosch de somme van 50 guldens captaels in eene somme van 75 guldens.”

Zoon Jan moet daarnaast ook 10 gulden betalen aan de kinderen van zijn zuster Hanriske – het is mij niet duidelijk of dat eenmalig is of elk jaar. Bovendien moet hij een stuk dijk onderhouden, namelijk “de bovenste helft van 4 roijen ende 4 voeten maesdijcx onder de schauw van Littoijen tegen Lijn Goossens hoff tusschen dijcken tclooster van sint Geertruijden binnen den Bossche bovennaest ende de onmundige kijnderen Reijnder Jan Luijcassen condividenten deses benedennaest, gereserveert sijnen vuijtwech naest Peeter Reijnen ofte naest Jan Thoniss naer sijn gelieven“.

Dochter Jenneken erft “een huijs, hoff, boomgart etc. aldaar ter plaetsschen genoempt opte langweijen. Plus “2 hont lants aldaar ter plaetsschen genoempt opten schuerhuevell“. Maar er zijn ook oude schulden af te lossen, want: “Hieruit te betalen aen Jan Geritssen Brocken de somme van 100 carolus gulden captaels; noch 25 guldens aende leproossen binnen den Bosch in eene somme van 75 gulden; noch 25 gulden om tot betalinge vande gereede schulde vanden imboel deses“.

Bovendien moet Jenneke (lees: haar echtgenoot) meerdere stukken Maasdijk onderhouden. Tenslotte is het de bedoeling dat het huis op de huidige plaats moet blijven staan en dat de achterste deuren naast de straat moeten blijven (“ende thuijs te blijven opde aude plaets ende achterste deuren naest de straet te maecken“).

De minderjarige kinderen van de intussen overleden dochter Hanrisken tenslotte, erven “6½ hont lants in Littoijen ter plaetsschen genoempt in spapenhoeff, noch eenen mergen lants aldaar ter plaetsschen genoempt opte Lueter weijen, ; noch eenen halven mergen lants aldaar ter plaetsschen genoempt opte Langweijen. Hieruit te betalen aen Henrick Cnoppen ten Bosch de somme van 100 carolus gulden captaels“. En ook de kleinkinderen moeten een flink stuk van de Maasdijk onderhouden.

In de erfenis ontbreekt dochter Meriken. Vermoedelijk is Meriken overleden voor 1660 en zijn ook haar eventuele kinderen tegen die tijd allemaal overleden. Ik heb een akte gevonden uit Lithoijen van 10/6/1651 waarin ze voorkomt:

“Voor Wouter Claessen ende Peeter Henrick Baijens, schepenen in Lithoijen, zijn verschenen Jan Thoniss man van Meriken dochtere Jan Janssen van Ortten ter eenre (….)” Ook op 24/8/1658 komt Meriken nog voor in een akte: ” ende Jan Thonissen als man van Meriken dochter Jan van Ortten (…)”.

Plaats een reactie